Posts Tagged 'Minnesota'

De dolle avonturen van Bart in de USA – deel 7

Some guys have all the luck. Of dat zeggen ze toch. Vorig jaar nog vertoefde art director Bart Knockaert enkele weken in China voor een werkreis, en sinds vorige week wordt hij ‘uitgeleend’ aan Periscope, een groot reclamebureau in Minneapolis, USA. Gezien het grote succes van zijn China-dagboek zal Bart ook nu weer regelmatig zijn nieuws met het thuisfront delen via deze blog. Verwacht u aan verhalen over vreemde ontmoetingen, licht afwijkende werkmethodes en andere cultuurschokken.

BROOD
Vorige week was er wat opschudding aan de tafel naast mijn tijdelijke bureau. Andy keek me aan en zei: “I think these are Grocery Store Dougnuts. I am NOT pleased!” Nu moet je weten dat het elke vrijdag ‘Doughnut Friday’ is in Periscope en voor de Doughnut Friday Club is dat een big deal. Michelle had me de eerste vrijdag al gewaarschuwd: “Bart, watch out with these guys. They are the breakfast club nazi’s! They are VERY serious when it comes to doughnuts”. Maar dát is nu iets wat ik perfect kan volgen. Over sommige dingen in het leven kun je niet serieus genoeg zijn en mijns inziens horen doughnuts ergens bovenaan in de lijst, tussen ‘vrijheid van meningsuiting’ en all-things-zombie. Ik heb mij onmiddellijk aangemeld als kandidaat-lid, want je moet lid zijn vooraleer je ook maar in de buurt van het vrijdagse aanbod mag komen. Eens lid moet je om de zoveel weken (als het jouw beurt is) een assortiment van die heerlijke ringen meebrengen. Klinkt eenvoudig maar dan krijg je hun Constitution for Doughnut Friday in je mail box. Het is een document dat in 6 artikels alle aspecten van het vrijdagse ritueel belicht: wat is een doughnut en wat niet, tegen wanneer moeten ze op het bureau zijn, waar moeten ze worden geplaatst, wie mag er van eten, en vooral: waar moet je ze kopen. Je koopt ze enkel in echte bakkerijen, niet in tankstations en zeker niet in warenhuizen. En daar bestond vorige week dus twijfel over. Pas toen een van de gezaghebbende leden binnenwandelde werden ze na kort overleg goedgekeurd. De gemoederen bedaarden en iedereen tastte toe.

Vandaag is het mijn beurt en de twee dozen met het gefrituurde goud bengelen aan het stuur van mijn fiets. Ik ben ze bij Sarah Jane’s bakery in The North East gaan halen. Een ritje van een goed uur, maar het aftandse bakkerijtje zou de beste doughnuts in Minneapolis hebben. Ik kocht een gevarieerde selectie van gerezen en cake doughnuts. Het aanbod is hier veel groter dan in Europa. Er zijn twee soorten deeg en er zijn veel verschillende vormen: The Long John is langwerpig en er zijn gekrulde en gevulde varianten. Een Fritter is dan weer een platte koek met appel, maar omdat hij ook uit het frietvet komt, wordt hij getolereerd. Ik rijd heel rustig om ongelukken te voorkomen en om straks niet helemaal bezweet op het werk aan komen. Gelukkig is het nog vroeg in de ochtend en lekker koel. Precies om halfnegen ben ik op het bureau, perfect binnen de timing. De andere leden geven een blijk van goedkeuring. Ik maak mezelf een theetje, start mijn computer op en tast toe. De luchtige deeg smelt bijna op mijn tong en al bij de eerste hap tintelen de suikers op je papillen. Verdomme, wat zijn die dingen toch lekker!

Om wat tegengewicht te bieden aan al dit ontbijtextremisme beginnen enkele accounts met een meer democratische ‘Bagel Friday’. Dit tot groot ongenoegen van de voltallige Doughnut Club. Als één van hun leden op vrijdag betrapt wordt met een bagel krijgt die een levenslange banvloek en wordt hij of zij voortaan iedere vrijdag schamper bekeken.

Vandaag houdt het voor mij niet op bij doughnuts. Straks eet ik voor de eerste keer in mijn leven Jell-O. Robin, een van de accounts, vond dat ik dat maar eens moest proberen. Ik had haar tijdens een mailconversatie een lijstje met vreemd Amerikaans eten gestuurd en ze was oprecht gebruskeerd dat ik Jell-O er tussen had gezet: “You didn’t grow up eating that stuff?” Deze middag serveert ze mij dus een klassieke tweelagige Jell-O met sinaas- en kersensmaak. De meer ‘exotische’ varianten kunnen alle kleuren van de regenboog hebben, diepgevroren vruchten of zelfs wortelen bevatten en worden afgewerkt met een dikke laag slagroom.

Wat nog op mijn lijstje met vreemd Amerikaans eten stond:

Chips
Omdat chips hier gewoon een alternatief voor aardappelen zijn. Onze steak friet heet hier ‘Burger ‘n Chips’. Je kunt ook kiezen voor frietjes of groentjes maar chips zijn met voorsprong het populairst. Als ik er iets over opmerk, kijkt iedereen raar op. Maple Frosted Doughnuts met ingebakken spek vinden Amerikanen er allemaal wel een beetje over maar opgewarmde chips in plaats van een gekookte aardappel is heel normaal.

The Juicy Lucy
Op zich niet zo vreemd maar wel typisch voor Minneapolis. De meeste zichzelf respecterende bars hebben deze burger op het menu staan. Ze bakken tussen het vlees een schijfje kaas en bij de eerste beet begint het gloeiend hete, gesmolten goedje aan alle kanten uit te lopen. Voor ervaren burger-eters.

Food On-A-Stick
Minnesotans houden van dingen op een stokje en The Minnesota State Fair in augustus is het jaarlijkse orgelpunt van dit gebruik. Een greep uit het uitgebreide aanbod: meatballs on-a-stick, Walleye met tartaarsaus, bevroren koffie op een stokje, pizza op een stokje, hotdogs met een jasje (ook wel corndogs of Pronto Pups genoemd), macaroni & cheese on-a-stick, gefrituurde Zwitserse kaas op een stokje…

Binnenkort krijgen jullie een verslag van de vreemdste zoetigheden die ik hier heb gegeten. Een fotodagboek van de grootste caloriebommen en raarste suiker-treats, met quotering, achtergrond en aanbevelingen.

Wie de ronduit hilarische ‘Constitution for Doughnut Friday ‘eens wil lezen, moet mij maar een berichtje sturen. Dan mail ik hem eens door: info at chocolatejesus.be.


QUOTE (vorige week, tijdens het avondeten in het hotel)
“The only people I know of that put their hands on their hearts like the Americans do when the national anthem is played, were the Romans. Do you suppose that says something about us? There aren’t that much Romans around nowadays are there…”

Rodrigo’s ‘English teacher‘ bespreekt met hem het officiële begin van iedere baseballmatch: het volkslied. Ik ontmoette hem laatst tijdens het avondeten. Hij is een jonge Amerikaan die 3 jaar in Barcelona heeft gewoond en heel goed Spaans spreekt. De twee blijken elkaar op café tegen het lijf te zijn gelopen en trekken sindsdien samen op. En hij geeft Rodrigo dus soms les. Heel soms, want het is tot nog toe bij twee lessen gebleven – telkens op café en in beschonken toestand. Hij verblijft niet in het hotel maar komt hier stiekem mee eten met Rodrigo. En dat doet hij met een cool om ‘u’ tegen te zeggen. Als de Rice Crispie Treats op zijn, staat hij recht om er nog wat te vragen aan de dame van het avondeten.

SPELEN
Eten is niet het enige waar Amerikanen het warm van krijgen. Sport is hier alomtegenwoordig. Bars hebben algauw een viertal flatscreens hangen met op ieder kanaal sport. American football, het wereldkampioenschap voetbal voor vrouwen, golf, tennis, poker, Nascar, basket, hockey en het allerbelangrijkste: baseball. Daar kan met een aan het onbetamelijke grenzende passie over gepraat worden. En er is hier zo veel baseball. Een team speelt per seizoen 81 uitwedstrijden en 81 keer thuis. Dit weekend waren de Milwaukee Brewers te gast bij onze Minnesota Twins. ‘Onze Twins’, want het team is een grote klant van Periscope en overal aanwezig in het bureau. De twee teams spelen niet 1 keer tegen elkaar maar spelen 3 wedstrijden over het hele weekend: vrijdagavond, zaterdag en zondagnamiddag. Ze combineren de wedstrijden om het reizen zo veel mogelijk te beperken. Zondag ben ik met Matt, een collega designer, en enkele van zijn vrienden gaan kijken. Als Europeaan heb je namelijk een goeie gids nodig. “Well, you can’t find any better”, zei zijn madam: “He’s obsessed by it”. Ze had gelijk. Gepassioneerd en met veel geduld antwoordde hij op al mijn vragen. Op het einde van de match – the bottom of the ninth inning voor de kenners – vond ik het zelfs spannend.

“Baseball is America’s pastime”, gaat het gezegde en daar is iets van aan. Je hoeft tijdens de wedstrijd maar nu en dan op te letten, dus is er meer dan genoeg tijd om hotdogs te eten en bier te drinken. Precies daarom is het spel ook populair bij adverteerders. Er is meer dan genoeg tijd om de wedstrijd te onderbreken met enkele reclameblokken. Stel je voor dat ze er hier tijdens Standard-Anderlecht tijdens een stilstaande fase even tussenuit knijpen voor een Papa John’s Pizza reclame. Nog iets wat ik me bij ons voetbal niet kan voorstellen is dat alle supporters hier gewoon door elkaar zitten, schouder aan schouder om de beurt juichend. En je ziet hier ook voltallige gezinnen: een bomma met de kleinkinderen, baby’s op de arm van de mama… Baseball is heel kindvriendelijk, behalve heel even toen een vader zijn dochter liet vallen om een bal te vangen die door een batter van de Brewers in de tribunes werd gekegeld. Onverbiddelijk bleef het grote led-scherm de blunder herhalen.

En sport wordt niet alleen bekeken, maar wordt ook veelvuldig beoefend. Voor iedere zwaarlijvige Amerikaan bestaat hier een volledig afgetraind tegengewicht. Op weg naar de bakkerij, halfacht op een vrijdagmorgen, ben ik heel veel joggende mensen tegen gekomen en in het weekend zijn de lopers, snelwandelaars, skeelers, skiërs op wieltjes en fietsers rond de Mississippi niet te tellen. Periscope telt een onnoembaar aantal sportclubs: er is een hockey team, een running club, een marathonclub, een heel goed softballteam waar Matt bij speelt. En natuurlijk zijn er The Gleeful Unicorns: het gemengde soccer team van Periscope. Als Europeaan was ik blijkbaar een uitgesproken kandidaat-speler want al in week één kwam het ter sprake. Ik ging de volgende woensdag eens kijken. Het leek me heel plezierig, er waren nog twee wedstrijden in het toernooi en ze konden best wel nog iemand gebruiken.

Dus stond ik de week erop in een geleend voetbaltenue naast het veld te popelen om in te vallen. Andy, onze keeper, had me verteld dat onze tegenstander het beste team van de league was en dat onze kansen zo goed als nihil waren. Dat bleek uit de eerste 5 minuten van de wedstrijd. De tegenstander schoot drie maal binnen het doelkader. Resultaat: 0 tegen 3. Vraag me niet hoe we het hebben gedaan maar de rest van de wedstrijd zou het hoogtepunt van het seizoen worden. We wonnen uiteindelijk met 7 – 6. De week erop wonnen we opnieuw. We klopten de twee beste teams uit de league én we wonnen het toernooi. Rob, onze vuilbekkende kapitein, vatte het goed samen: “How many fucking Belgians do you think can say that they won the fucking Minneapolis-City-Sport-Councilship-Coed-Soccer-Championship? And they even got you a bloody T-Shirt!”

En dan komt de winter. De sportieve Minnesotans schakelen over op dure sportclubs en fitness (behalve de werknemers van Periscope: die hebben een volledig uitgeruste fitnesszaal in de kelders van het gebouw). De dikke Amerikanen houden het naar het schijnt op binnen zitten, bier drinken en kaas eten.

De dolle avonturen van Bart in de USA – deel 5

Some guys have all the luck. Of dat zeggen ze toch. Vorig jaar nog vertoefde art director Bart Knockaert enkele weken in China voor een werkreis, en sinds vorige week wordt hij ‘uitgeleend’ aan Periscope, een groot reclamebureau in Minneapolis, USA. Gezien het grote succes van zijn China-dagboek zal Bart ook nu weer regelmatig zijn nieuws met het thuisfront delen via deze blog. Verwacht u aan verhalen over vreemde ontmoetingen, licht afwijkende werkmethodes en andere cultuurschokken.


RODRIGO

Het is vanavond heel druk in de eetzaal. Er is één heel grote tafel waar je met z’n twaalven aan kunt zitten. Doorgaans wil dat zeggen dat er 3 kleine groepjes zitten met een lege stoel als buffer, maar vanavond dus niet. Iedereen moet bij andere mensen aanschuiven. Enkele tieners zitten naast mij baseball te kijken. Ik vermoed dat ze op schoolreis zijn, want rond de pooltafel staat de rest van de klas. Lijkt me lastig – poolen met z’n twintigen – maar ze hebben blijkbaar veel plezier.

Een gespierde jongeman – zijn T-shirt lijkt ook een beetje gekrompen – vraagt of hij voor mij mag komen zitten. Natuurlijk mag dat. Hij heeft een fijn brilletje en is perfect geschoren maar de gemoedelijke manier waarop hij me aanspreekt vertelt me dat hij geen zakenman is. En zijn zwaar accent liegt er niet om als hij zegt dat hij van Spanje is.

Well, it’s been a while since I’ve met a European“, zeg ik. “Ja, hé we zijn hier vrij uniek,” lacht hij. Ik val bijna van mijn stoel als hij me vertelt dat hij al bijna 3 maanden in het hotel woont: “Yep! Het is mijn laatste week, dan nog een weekje Chicago en de rest van de zomer in Spanje. Ik heb de zomer in Spanje nodig, weet je.”
“Ik kan niet geloven dat je hier al de hele tijd woont. Ik heb je nog nooit gezien.”
“Ik heb je wel al een paar keer gezien hoor”, zegt hij, “maar ik zit hier meestal te eten met my English teacher.”

Ik neem wat hij zegt in me op. Zijn leraar Engels? Hoe zit dat in elkaar? Hij vraagt me wat ik hier doe en ik vertel hem de korte versie. Ik moet het verhaal ondertussen al honderd keer hebben gedaan en om de een of andere reden heeft het nog altijd geen vast stramien. De details veranderen steeds opnieuw. Ik besluit om voor mijn volgende luisteraar een volledig nieuw verhaal te bedenken. Als journalist misschien… op onderzoek in Minnesota… Maar nu dus niet.

Well, you look like a designer”, schertst hij. Ik lach. “Nee, echt waar, ik weet wel hoe jullie eruit zien.”
“En? Welke job heb jij?”, vraag ik hem. Hij blijkt een motion designer voor een firma hier in de buurt te zijn. Er werken een 20-tal personen in deze vestiging maar het bedrijf heeft takken over de hele wereld: Madrid, Shanghai, London… “En zwijg me van grafische vormgevers, man. Ze vragen altijd het onmogelijke. Je toont ze de beste oplossing en dan begint het: kunnen we het nog eens zo proberen? En die andere optie…” Ik moet lachen en geef hem gelijk. Mocht hij voor mij een verhaal aan het verzinnen zijn, dan is hij heel goed bezig.

De keurige jongen van de receptie loopt onze tafel voorbij. Mijn tafelgenoot spreekt hem onmiddellijk aan. “Hey, are you coming to the bar for a beer later?” “Nee, nee, ik heb er al een paar binnen met mijn manager en ik moet nog rijden”, is het antwoord. Ik was nog niet veel verder dan ‘Goedemorgen’ geraakt tegen die gast en blijkbaar gaan die twee ondertussen al samen uit. Deze ontmoeting wordt stilletjes aan een reality check.

“Hier in Amerika drink ik vooral bier”, gaat mijn tafelgenoot verder. “Ik hou erg van wijn maar die is hier veel te duur.” Ik geef toe dat ik hier in het hotel zelfs geen bier drink. Het enige moment waarop ik bier uit een plastic bekertje wil drinken, is op Werchter. Ik houd het dus meestal bij thee. “Want van de gratis wijn die ze hier bij het avondeten serveren, heb ik eigenlijk nog niet durven proeven.”
“Niet doen kerel! Het is verschrikkelijk, en het eten hier…” Hij kijkt naar zijn plastic bord vol chips en meatballs en we moeten allebei lachen. “Weet je, ik snap het niet. Ik probeer op mijn eten te letten. Ik kook graag. Ik probeer zo veel mogelijk groenten te eten en op z’n minst een paar keer per week vis. Maar in de drie maanden dat ik hier zit, stond er niet één keer vis op het menu. Nochtans er is hier vis genoeg. Er is overal water en er zit ‘walleye‘ of zo in. Ze kunnen hier met die vis de muren behangen en de straten plaveien en toch krijgen we het nooit.”

Ik herinner me inderdaad de lekkere ‘Walleye sandwich’ die ik laatst downtown heb gegeten. Samen met twee keer sushi moet dat de enige keer geweest zijn dat ik in Amerika vis naar binnen heb gespeeld. “Kun je je voorstellen hoe goedkoop die meatballs hier moeten zijn om goedkoper te zijn dan die rotvis? Daarom heb ik aan mijn baas gevraagd om een hotel te zoeken met een fitnessruimte. Want met dit vreten is een beetje sport wel nodig.”

Wacht eens? Is er hier een fitnessruimte? Dat wist ik helemaal niet. Waarom zegt niemand mij wat? Ik vertel dat ik een fiets heb en dat ik er heel blij om ben. De vrijheid en de beweging, ze zijn de laatste paar weken heel belangrijk geweest. “Ik neem vaak de bus. Ik hou van de bus: mensen kijken”, glimlacht hij terwijl hij zijn laatste slok bier opdrinkt. “Da’s nog iets dat ik helemaal niet snap. De bus stopt hier op iedere straathoek. Op iedere hoek! Moesten ze daar nu eens om de drie hoeken van maken? Mensen kunnen toch wandelen. Er zijn er genoeg die een beetje beweging kunnen gebruiken. Heb je ze al eens bekeken?” Hij maakt een gebaar dat de rest van de eetzaal ook begrijpt. Op de flatscreen achter hem is er net een reclameblok begonnen en het onderstreept onze bevindingen. Een commercial break is hier een snack break: Jimmy John’s Gourmet Sandwiches, Wendy’s, Subway, McDonald’s, een hele resem pizzeria’s, steakhouses en een autoverzekering passeren de revue.

We blijven tetteren terwijl de mevrouw van het avondeten de zaal begint op te ruimen. Wat volgt is een hele reeks straffe nachtbrakersverhalen. Hij blijkt een hele andere kant van Minneapolis te hebben ontdekt dan ik: “De eerste weken dacht ik dat er hier geen reet te beleven viel, maar je moet de plekken weten te vinden. Nu ga ik op woensdag, donderdag, vrijdag, zaterdag en zondag uit. Ja, ik ben hier om Engels te leren en alleen op je hotelkamer ga je het niet leren, hé. Gelukkig kent my English teacher alle goeie plekken. En de meisjes hier! Heb jij al meisjes gehad?” Ik lach en zeg hem dat ik al tien jaar getrouwd ben.

It’s a shame man! Ze zijn gek op ons accent. En drinken dat ze kunnen! Dat heb ik nog nooit gezien. Ze bestellen hier een cocktail – en daar zit al drank in (!) – en samen met die cocktail bestellen ze nog een shot. Heb je hier al een shot gedronken?
Ik beaam.
“De shots zijn hier groot man, het is niet normaal. En dat kappen die meiden in één keer naar binnen voor ze aan hun cocktail beginnen. En als die op is, beginnen ze gewoon opnieuw. Crazy!”

Ik vertel het verhaal van de Mexicaanse Laundromat. Hij moet heel hard lachen en bevestigt. “Weet je, ik heb de eerste keer overwogen om tien extra onderbroeken en T-shirts te gaan kopen bij Target. Gewoon om het nog even uit te stellen. Maar zeg? Waarom gebruik je de wasserij van het hotel niet?”
Ik zeg hem dat ik dat veel te duur vind. Ze vragen 2 dollar voor het wassen van een paar sokken.
“Nee nee”, zegt hij geamuseerd. “Er is hier op de twee verdieping een kamer met wasmachines en droogkasten. Je kunt je was gewoon hier doen. Je betaalt 1 dollar voor zeep, 1 dollar voor het wassen en nog eens hetzelfde voor het drogen.”
WAAAT??! De Spanjaard lacht zich een breuk. “Ik ben gewoon aan de balie gaan vragen waar er in de buurt een wasserette was en ze zeiden op het tweede verdiep. Daarmee was de kous af.”

We staan samen recht en hij reikt mij de hand. “Ik ben Rodrigo. Trouwens, als je morgen zin hebt? We gaan naar een Twins game kijken.” Ik zeg dat ik het niet weet. Ik heb nogal veel werk, maar wie weet, als het morgen een beetje opschiet. We stappen samen in de lift. Hij moet naar 3, ik naar 4. “Wacht”, zegt hij en duwt de 2 in. “Ik zet je af op het tweede verdiep, dan kun je gelijk de wasserette zoeken. Het is die kant op.” We nemen afscheid en ik stap de gang door. Ze is er inderdaad. Een vijftal wasmachines en evenveel droogtrommels staan te glimmen in de avondzon. Ik praat niet genoeg met de mensen, zoveel is duidelijk. En, verdomme, ik had hem moeten vragen hoe dat zat met die English teacher