MEMORIES ARE MADE OF THIS
Maandag 11 juli 2011
Ik zit op een barstoel aan de rand van het terras van The Pickled Herring in Bayfield, Wisconsin. Minneapolis ligt een goeie drie uur achter mij en voor mij strekt Lake Superior zich uit tot aan Madeline Island. Waar het eiland stopt, is het bijna een oceaan. De andere oever piept nog net achter de horizon van onze bolle planeet. Alleen de veelvuldig boerende Amerikaan naast mij verstoort het idyllische plaatje. Mijn acht weken in een Amerikaans bureau zitten er op. Vragen en herinneringen stapelen zich op tot ze een antwoord vinden of tot ze voorgoed worden vergeten. Soms denk ik dat ik zou kunnen blijven schrijven aan deze blogs.
Twee weken terug in de tijd
Een ander terras, in ander gezelschap. De boerende Amerikaan maakt plaats voor een uiterst charmante collega: Amy, de eerste Periscopean die ik wat beter leerde kennen. We deelden een tijdje hetzelfde bureau voor ik verhuisde naar een andere stek, ergens half in de gang, half in een atelier, vlakbij de Doughnut Friday tafel. Ze is een senior designer die bijna uitsluitend voor United Healthcare werkt (een van de heel grote klanten). Ze kwam een week na mij aan en voor haar is Periscope dus even nieuw als voor mij. En we zijn lotgenoten in meer dan dat opzicht. Ze woont al acht jaar in Amerika maar is nog steeds Canadese in hart en nieren en voelt zich – hoewel voor veel langere tijd – nog steeds een beetje bezoeker in de wondere wereld die Amerika heet. Ze vraagt me of deze ervaring en Periscope eigenlijk een beetje aan mijn verwachtingen voldoen en ik vind dat een heel moeilijke vraag. Ik zeg haar dat ik eigenlijk geen precieze verwachtingen had. Het opzet van deze onderneming was om – nogal belachelijk veel – afstand te nemen van mijn leven en werk zoals het nu voorbij dendert. Ik ben een hele typische Vlaamse dertiger. Net als mijn vrienden – leeftijdsgenoten – worstel ik met de tijd en alle rollen die me worden toebedeeld: man, vader, zoon, broer, werknemer, freelancer, collega, vriend, buur…
Is dat alles wat dit is? Een vergezochte poging om de pauzeknop in te drukken?
De klok keert nog wat verder terug
Woensdagmiddag, mijn tweede week bij Periscope. Ik eet mijn boterhammen op in de lunchroom samen met Matt en enkele dames. Ik ken ze niet allemaal bij naam maar het is best een vrolijke bende om je middagpauze mee te delen. We zijn bezig aan onze dagelijkse quiz uit The Star Tribune. Het thema van vandaag is kaas. Laatste vraag: Welke Franse kaas heeft als symbool een rode koe? Dat weet ik: “La Vache qui rit!” “Ok, zou kunnen”, zegt onze quizmiss: “Maar wat is de Engelse naam?” “Hmm, geen idee. “The Laughing Cow?” “Dat klopt!” Triviagewijs voldaan tetteren we nog wat verder en Bas en Lena komen ter sprake. “You’ve got kids??!” “Yep!”, antwoord ik: “Wacht ik heb pasfotootjes bij.” Ik pruts ze uit mijn portefeuille en geef ze aan de dame naast mij. “OH MY GOOOOOOOOOD!! These kids are suuuuuuuuupercute!!” Dat vind ik ook maar ik schrik een beetje van het enthousiasme. “They can be a serious pain in the ass“, probeer ik te temperen. Ze geeft de foto’s door en soortgelijke reacties volgen: “You didn’t just download these pictures from Google did you?” Matt bekijkt het schouwspel onbewogen.
Een sprong verder in het verleden
Drie dagen voor mijn vertrek naar Minneapolis. Ik zit buiten te eten met enkele Focus-collega’s. Marieke spreekt me aan: “Schrik niet als je terugkomt, Bart. Hier zal er weinig veranderd zijn.” Ik kijk haar aan en ze gaat verder: “Toen ik na drie maanden terugkwam uit Straatsburg met Erasmus had ik van alles meegemaakt. Ik had een evolutie doorgemaakt, beslissingen genomen maar bij mijn thuiskomst was het echt vreemd om vast te stellen dat alles hier precies hetzelfde was gebleven.”
Hoe zal het voelen om na twaalf weken terug aan mijn oude bureau te zitten?
Een paar dagen eerder: de zaterdag voor mijn vertrek
We zitten op Joosts terras. We zijn net klaar met de verhuis van Stéphanies boeken en strips uit Luik en genieten van een OMER. Mijn aanstaande avontuur is het gespreksonderwerp en mijn kompaan-verhuizer, die het net had over zijn spaak gelopen relatie, zegt me: “Wel, als je binnen drie maanden terug naar huis moet en je ziet er tegenop, dan weet je hoe laat het is.” Ik wist toen niet goed wat ik daar op moest zeggen maar ik kan hem helemaal geruststellen. Ik kijk reikhalzend en met een bonkend hart uit naar mijn thuiskomst, naar Griet, Bas en Lena.
Een jaar daarvoor
Ik laat bij mijn ouders voor het eerst iets vallen over mijn mogelijke Amerikaplannen. De schrik slaat in de ogen van mijn moeder: “Wat zeg jij nu? Je hebt hier twee kleine kinderen. En Griet dan? Je gaat nu toch zo niet beginnen! Blijf jij maar hier – thuis – waar je moet zijn.”
Hoe hard zullen mijn klein mannen in 10 weken zijn veranderd?
Terug in Minneapolis, de dinsdagmorgen van mijn laatste week
Ik zit te ontbijten aan een tafeltje naast dat van Sarah, een Indische mevrouw met wie ik op een heel drukke morgen eens een tafeltje deelde. Ze werkt hier een tijdje voor een financiële instelling. Minneapolis is een belangrijk financieel knooppunt en veel grote banken zitten hier met een hoofdzetel. Sarah lijkt de stad maar niks te vinden. Hiervoor was ze in Boston, en dat vond ze veel leuker dan de Twin Cities. Ik heb ondertussen begrepen dat ze deel uitmaakt van de grote groep Indiërs die hier in het hotel wonen. Als ik haar daar iets over vraag, vraagt zij mij: “En jij? Zit jij hier helemaal alleen? Must be lonely“. Ik antwoord dat het meevalt. Het is bij momenten best lastig maar ik kan er goed mee om. Alleen zijn is niet noodzakelijk hetzelfde als eenzaam zijn.
Wat zal ik kunnen bijbrengen aan de collega’s thuis?
De zondagmiddag daarvoor
Straks gaan we naar de baseballmatch van de Twins maar nu zit ik samen met Matt en zijn vrienden in Hell’s Kitchen. Een van de leukste plaatsen die ik hier heb ontdekt. Ik proef van mijn heerlijke huevos rancheros en Amanda, Matts vrouw, vraagt me: “Bart, je moet me die foto’s van je kinderen eens tonen. Matt vertelde me dat de dames van de lunchpauze helemaal over de rooie gingen toen ze ze zagen.” Ik moet lachen en haal de foto’s met plezier nog eens boven.
Eergisteren, mijn laatste zaterdagavond in Minneapolis
Maria heeft me net een pint getrakteerd op The Basilica Block Party, een jaarlijks festival op de terreinen rond de basiliek bij Loring Park. Ray Lamontagne begint straks aan zijn set met als decor de verlichte skyline van downtown Minneapolis. Maria is de vrouw van Troy, een retoucheur bij Periscope. Tot mijn grote verbazing vertelt ze me dat zij ook bij Periscope werkt. Ze is een account voor Target en zat een gang of drie van mijn laatste bureau. “Ik kan het niet geloven!”, zegt ze. “Troy was me vanmorgen aan het vertellen van de fiets-kroegentocht van gisteren en ik had zo’n spijt dat ik de Belg waar hij het over had nooit had ontmoet. En nu lopen we je gewoon tegen het lijf!” Ik was die vrijdag een eindje met Troy op stap geweest tijdens de Periscope Bike-Pub-Crawl die Rob, Aaron en Nick bij wijze van ‘adieu’ hadden laten samenvallen met mijn laatste dag (en die een blogpost op zich waard is). Ik kan Maria alleen maar gelijk geven. Het is blijkbaar perfect mogelijk om 8 weken in hetzelfde bureau te werken en elkaar geen enkele keer tegen het lijf te lopen. We klinken op onze late kennismaking.
Wat heeft mijn passage eigenlijk voor Periscope betekend?
Diezelfde morgen
Ik wandel samen met een Latijns-Amerikaanse jongedame naar de Mill City Market. Ik had haar de week ervoor bij het ontbijt ontmoet (tja, dat blijkt dé plek voor interessante ontmoetingen). Ze is hier ook drie maanden op uitwisseling voor haar werk en haar eerste week zit erop. Ik heb beloofd om haar voor mijn vertrek enkele van mijn lievelingsplekken in de stad te tonen. We zouden het hele weekend samen optrekken. “Ik denk niet dat we onszelf al officieel hebben voorgesteld”, zeg ik: “Ik ben Bart.” “Bart?” “Ja. Bart, zoals van Bart Simpson.” Ze lacht: “Ik ben Magdalena. Maar mijn vrienden zeggen allemaal Maggie… zoals van Maggie Simpson.” Bart en Maggie Simpson: de broer Belg, de zus Uruguayaans en heel even samen in hetzelfde schuitje.
Vandaag, aan de balie van het hotel
Ik geef de magneetkaart van mijn hotelkamer terug aan Laura. Jenny stond net met haar te kletsen en kijkt op van onder haar baseballcap: “You’re going home?” Ik knik en bedank haar voor het ontbijt dat ze me iedere morgen heeft geserveerd. “No no no, It was my pleasure“, antwoordt ze. “Have a safe trip home.”
Anderhalve week in de toekomst
Ik zit in de auto tussen Bas en Lena. Ik probeer ze te animeren terwijl we richting de Vaucluse rijden. Griet zit aan het stuur en kijkt op een rustig moment even in de achteruitkijkspiegel: “Zeg Bart? Hoe komt het eigenlijk dat bijna al je vrienden in Minneapolis meisjes waren?” Ik grijns en gooi haar een smakzoen.
QUOTE (vorige zaterdag bij het binnengaan van The Basilica Block Party)
“WHO DIED FOR YOUR SINS?! WHO?! JESUS DID!!! THE LORD JESUS CHRIST DIED FOR YOUR SINS!!! AND WHERE IS YOUR MUHAMMAD?! WHERE IS HE?! HE’S STILL DEAD ISN’T HE?! JESUS IS NOT! HE CAME BACK FROM THE DEAD!!”
Aan de ingang van het stadsfestival is er een soort brocante van prekers, jesus freaks en gay equality fighters ontstaan. Een blanke veertiger staat te schreeuwen tegen een islamitische redenaar. Die zet zijn betoog ongenaakbaar verder in een vreemde mashup van conflicterende wereldreligies. Een hoek verder wordt een roepende man – de bijbel in de hand – vrolijk genegeerd door alle goddeloze hipsters. Op de andere hoek vraagt een keurige oude dame of ze een sticker voor het homohuwelijk op mijn borst mag kleven. Natuurlijk mag dat! Als mijn broer ooit de man van zijn leven vindt, zal ik blij zijn dat het in België een evidentie is dat hij kan trouwen.
FURTHER ON (UP THE ROAD)
Het is al halfnegen en het is nog twee uur rijden naar mijn hotel. Ik klap mijn laptop dicht en vraag aan de dienster of er hier ergens een publieke telefoon is. Ze weet er geen enkele zijn en zegt: “Weet je wat, gebruik anders gewoon even mijn gsm.” Ik bel het hotel en ik mag aankomen wanneer ik wil, de kamer is gereserveerd. Ik leg haar toestel op het geld, laat een dollar extra fooi en vertrek.
De avond valt en de koele adem van het grote meer voelt prettig op mijn plakkerige huid. Na 8 weken onafgebroken stad is het uitgestrekte decor van ‘The Northlands’ precies wat ik zocht. Thuis woon ik onder de kerktoren van een piepklein dorpje diep in West-Vlaanderen maar ik heb een regelmatige dosis stad nodig. Ik hou van Brussel, Gent en Rijsel maar wereldsteden zoals New York, London of Shanghai intrigeren me mateloos. Ik herleid Amerika nogal snel tot een verzameling van fantastische grootsteden als New York, Chicago, San Fransisco, Los Angeles en – uhm – Minneapolis. Van dit langere verblijf wou ik ook gebruikmaken om te ontdekken wat er tussen die steden ligt. Ik stap in mijn Chrysler HHR: een spuuglelijke donkerrode huurwagen, maar hij lijkt heel Amerikaans en hij blinkt. Het kiezen was deze morgen trouwens het enige leuke aan het huren van de wagen. De rest was bijbetalen ($ 200!), contracten tekenen, onbeleefde humeurige bediendes en je plan trekken. Gelukkig heb ik het rijden met een automatic ondertussen onder de knie.
Het wordt langzaam donker. De brede weg loopt kaarsrecht door de uitgestrekte bossen. Een kadaver van een aangereden hert ligt langs de weg. Het zou een scene uit ‘Twin Peaks’ of ‘Lost Highway’ kunnen zijn: gewei geknakt met een fluoroze X op zijn opgezwollen buik gespoten. Het beest ligt er als een lugubere herinnering aan de waarschuwing van Linda: “Als je ‘s avonds door de bossen bij Iron Mountain rijdt, moet je heel voorzichtig zijn. Het kan er echt benauwend zijn, er grazen constant herten langs de kant van de weg.” Ik vertraag want het begint precies een beetje te druppelen. Ik knip de ruitenwissers aan en die trekken dikke vette vegen op mijn voorruit. De regendruppels blijken hele vlokken opengebarsten insecten te zijn.
Op de parking staan 3 grote wagens, 2 trucks en één glimmende trike. America’s Best Value Hotel is een van de vele hotels en motels langs deze verkeersader, waarrond het dorpje Ironwood is ontstaan. Ik duw de voordeur open en de geur van muf kamerbreed tapijt slaat me in het gezicht. De infobalie achterin de ontbijtzaal is dicht. Van achter de plastieken vouwgordijnen klinkt het geluid van een Spaanse televisieshow. Ik sla op de bel en een kleine dame komt te voorschijn. Ze vindt mijn naam onmiddellijk in haar fichebak en geeft me de sleutel voor kamer 108. De kamer is best groot maar even muf als de rest van het hok. De wifi blijkt niet te werken en als ik de dame nog eens stoor om te vragen hoe ik het aan de praat kan krijgen, excuseert ze zich en zegt dat het waarschijnlijk is omdat er te veel mensen op bezig zijn. Ik laat het zo. Het is al laat en ik kan morgenochtend mijn route ook uitstippelen. Ik slaap slecht: onderweg te veel koffie en cola gedronken. ‘s Morgens is het internet is nog steeds ‘bezet’. Ik zet mijn valies in de wagen voor ik ga ontbijten. De twee truckers zijn al verdwenen. Het ontbijt is ronduit verschrikkelijk! Kleffe ontbijtgranen, veel te scherpe koffie en kurkdroge wafels om zelf te bakken. Rond mij alleen maar stokoude mensen. Waren die gisterenavond allemaal bezig op het Amerikaanse seniorennet om de wifi zo te belasten? Ik laat mijn wafel liggen en besluit mijn heil elders te zoeken. Het beste van America’s Best Value Hotel is… de ervaring.
Je weet dat je in een godvergeten stek zit als McDonalds je enige optie is op ontbijt en gratis internet. Het is er vrij rustig en ook hier zit het vol oude mensen. Zelfs de dame die me bestelt is ouder dan mijn moeder (ze zei meneer tegen me!). Het is echt een vreemd en grappig zicht: senioren die hun koffietje uit papieren bekertjes zitten te drinken in het flashy interieur van Ronald McDonald. Je verwacht de akelige clown bijna als de dagelijkse animatie van het bejaardentehuis. Maar de oudjes hebben alle tijd en kakelen vrolijk verder. Het speelhoekje wordt bezet door twee kleinkinderen en dat is ongeveer het enige beeld dat klopt met mijn perceptie van de keten in Europa. Aan de tafel naast mij zit een All American Dude: cowboy boots, baseball cap en een nektapijt. Zijn reflecterende chromen zonnebril blijft tijdens het ontbijt op zijn neus gebeiteld.
Zonder er echt bij na te denken heb ik een McCafé Mocha Frappé besteld. Het is gemalen ijs met chocoladesmaak en slagroom. Ik vind het maar niks en besef plots dat dit de allereerste keer in 8 weken is dat ik een van de echte ketens bezoek: geen Wendy’s, geen Burger King en helemaal geen Starbucks! Nochtans, Griet en ik waren er vijf jaar geleden in New York niet weg te slaan. Nu lijkt de franchise wat van zijn pluimen te hebben verloren. De koffiecultuur in The States kan makkelijk tippen aan onze Europese traditie. Dat zal zeker deels de verdienste van Starbucks zijn maar er zijn hier gewoon te veel authentieke plekjes die heel lekkere koffie serveren. In Kopplin’s Coffee, een kleine koffiebar in Saint Paul (maar het kon evengoed in Berlijn zijn geweest), proefde ik mijn beste espresso in jaren. Dunn Bros, een keten ontstaan in The Twin Cities, brandt zijn koffie om de twee dagen in hun etablissementen. Het ruikt er heerlijk en de koffie is vol van smaak. Je brengt je eigen Dunn Bros mok of thermos mee en laat hem vullen om je koffie mee te nemen naar het werk of onderweg te drinken. Daar houden ze hier van: wandelend door de stad van een koffie of een limonade slurpen. De Amerikaanse traditie focust meer op zoete varianten van de Europese koffie. De frisse Griekse Frappés krijg je hier met een infusie van caramel, chocolade, honing of munt. Amerikanen beseffen meer dan wie ook dat de look doet verkopen, dus worden de Italiaanse Lattes unieke koppen met een leuk motiefje in het bruin-witte schuim.
Ik had het voornemen een sociale koffiedrinker te worden: alleen in gezelschap en nooit meer (of enkel in noodgevallen) achter de computer. Ik moet zeggen dat dat hier niet lukt. Koffiebars zijn met verve de leukste plekken om te werken of te schrijven en je hebt er steevast gratis internet. Hopen maar dat ik in mijn volgende bestemmingen ook enkele leuke koffieplekken vind. Vandaag riid ik bijna de hele dag door de bossen richting Lake Michigan: de kust van Milwaukee en Chicago!